De kunst van het spinnen en weven van Alpaca-wol is een eeuwenoude traditie waar de Quechua-gemeenschap heel beschermend over is. Het ambacht wordt er nog steeds doorgegeven van generatie op generatie.
Het kleuren van de alpaca-wol is een specialisatie op zichzelf, aangezien alpaca-wol van nature waterafstotend is. Er wordt gekleurd zonder toevoeging van chemicaliën. Dit is niet enkel positief voor de aarde, maar ook voor de drager van de sjaals en mutsen. De wol wordt samen met natuurlijke verfstoffen gekookt. Zo gebruiken ze bijvoorbeeld fijngesneden Chillkabladeren voor een groene tint, bloemen zoals Kiku voor een gele tinen, Cochenille (gedroogde en gemalen schildluis) voor de rode tinten, Nogal (walnoot) voor een bruine tint en de bladeren van K’ucho of Kinsa voor een turkoois-groene kleur. Na het verven en drogen wordt de wol handmatig in de juiste dikte gesponnen.